top of page
Zoeken
Foto van schrijverBianca Debaets

Een ambitieus klimaatbeleid in België door permanente dialoog tussen de overheden


De opwarming van de aarde is één van de meest prangende problemen van deze tijd. Het overleg tussen de verschillende overheden in ons land over wie wat doet om hieraan te verhelpen sleept te lang aan. Laatst 6 jaar). De aarde kan daarop niet wachten. Daarom schreef de senaatscommissie onder leiding van Steven Vanackere een rapport waarin ze onderzoekt hoe dit in de toekomst sneller en beter kan. Onlangs werd het rapport door de plenaire vergadering van de Senaat goedgekeurd. Het geeft 26 aanbevelingen.

Meer en meer vindt het begrip ‘Anthropoceen’ ingang. Het werd haast een eeuw geleden gelanceerd als neologisme voor een tijdperk na het Holoceen. In dit Anthropoceen ondervin-den het klimaat, de atmosfeer en de biosfeer voor het eerst tastbare gevolgen van menselijke activiteit. De mensensoort staat dus voor een lakmoesproef: blijkbaar kan ons gedrag (ongewilde en negatieve) gevolgen hebben voor het planetair klimaat. Zijn mensen dan ook bij machte om deze ontwikkeling door samenwerken in een gunstiger richting te doen evolueren?

Dat veronderstelt het maken van sterke bindende afspraken en het vermijden van wat de wetenschapper Garrett Hardin ‘the tragedy of the commons’ noemde: het vrijbuitersgedrag dat collectieve goederen (zoals een gezonde leefomgeving) treft, wanneer mensen, gemeen-schappen en landen de indruk krijgen dat anderen de kastanjes wel uit het vuur zullen halen en dat men zelf geen te grote inspanning hoeft te doen, vermits zoiets toch ook eerst de an-deren ten goede komt.

Overheden moeten dus evenwichtige, geloofwaardige en sterke engagementen met elkaar overeenkomen over de verdeling van de te leveren inspanningen. Het klimaatakkoord van Parijs, dat op 4 november 2016 in werking trad, is de meest recente stap in de goede richting. De daadwerkelijke uitvoering van dit akkoord is cruciaal. Dit vergt voor federale landen zoals België uiteraard ook nog een vertaling in concrete engagementen vanwege de verschillende entiteiten, de zogenaamde ‘burden sharing’ (verdeling van de lasten).

In zeker opzicht is dit een bedrieglijke term. Hij associeert de aanpak van de kli-maatproblematiek exclusief met een last, en maakt niet duidelijk dat een voluntaristisch klimaatbeleid ook een belangrijke positieve maatschappelijke meerwaarde creëert, met inbegrip van opportuniteiten voor nieuwe, duurzame economische groei. Alternatieve productie- en consumptiewijzen die gunstig zijn voor het milieu genereren in veel gevallen bijkomende en toekomstgerichte werkgelegenheid, en België moet hier ambitieus en niet defensief mee omspringen. Daarnaast maakt de klimaatuitdaging ook deel uit van een breder debat over een billijke mondiale verdeling van de middelen, en talrijk zijn de burgers van dit land die van hun overheid verwachten dat ook dat aspect in het beleid aan bod komt.

Het intra-Belgisch besluitvormingsproces over deze burden sharing heeft in de afgelopen jaren te veel tijd en energie gekost. Daarom achtte de plenaire vergadering van de Senaat het wenselijk om een informatieverslag op te stellen over dit proces, en na te gaan of er aanbevelingen konden worden geformuleerd om het te verbeteren, zodat discussies over toekomstige interfederale akkoorden niet opnieuw jaren hoeven te duren.

Opmerkelijk is de aanbeveling om een grotere parlementaire betrokkenheid te garanderen. Het executieve niveau verkiest soms om de rol van het parlement in tijden van onderhande-lingen enigszins in sourdine te zetten, maar het recente verleden toonde dat de publieke aandacht die gepaard gaat met een volwassen parlementaire opvolging het bereiken van een akkoord niet hoeft te bemoeilijken, wel integendeel. Daarbij is een dialoog tussen de verschillende niveaus ook van tel. In een van de aanbevelingen wordt opgeroepen om het mutualiteitsprincipe te respecteren: elke overheid zou de impact van de eigen maatregelen op het succes van het klimaatbeleid van de andere overheden moeten nagaan met het oog op wederzijdse versterking. Zulke aanbevelingen komen maar tot leven als er ook een werkelijke dialoog tussen overheden bestaat, met inbegrip van de parlementen. Daarom suggereert de Senaat ook om een interparlementair overlegorgaan op te richten als een bestendige structuur, waar volksvertegenwoordigers van de Kamer, de Senaat en de diverse gewestelijke parlementen minstens twee keer per jaar samenkomen om het klimaatbeleid op te volgen en de al dan niet geboekte vooruitgang te bespreken.

Met het informatieverslag hoopt de Senaat een bijdrage te leveren tot de kwaliteit van de interfederale dialoog en het vlotter bereiken van overeenstemming over toekomstige, ambi-tieuze klimaatakkoorden.

De 26 aanbevelingen kunt u terugvinden op de website van de Senaat.

"een ambitieus klimaatbeleid in België door permanente dialoog tussen de overheden"

Steven Vanackere


bottom of page